Vervuling

Vervuiling door in het grondwater aanwezige deeltjes.

Tijdens het vervaardigen van een bron zorgt de boorspoeling en de in het boorgat aanwezige overdruk voor het afzetten van veel fijne deeltjes op de boorgatwand. Na het vervaardigen van de bron moeten zoveel mogelijk kleine deeltjes van de boorgatwand en uit de filteromstorting worden verwijderd. Tijdens het onttrekken van grondwater kunnen deze deeltjes en de van nature aanwezige deeltjes in het aquifer naar de injectiebron worden verplaatst. De injectiebron kan hierdoor verstoppen. Het water uit de bron dient daarom bij oplevering een bepaalde zuiverheid te hebben. De zuiverheid van het te injecteren water kan worden gemeten met een membraanfilter. Door Olsthoorn is in 1982 een relatie gezocht tussen de verstopping van het membraanfilteren de verstopping van de bron waarin het water werd geinjecteerd en waarvan het verstoppingsgedrag bekend was.

De methode gaat als volgt:

  • Pers het injectiewater (10°C) over een membraanfilter van 0,45 µm (merk, HAWP 4700);
  • Houd de persdruk constant op 2 bar;
  • Stop en deel de filtratietijd door de gefiltreerde hoeveelheid water in het kwadraat (s/l*l);
  • Dit getal wordt de membraanfilterindex genoemd.


De gevonden waarden werden vergeleken met het verstoppingsgedrag van de injectieputten. Bij een membraanfilterindex groter dan 1 [s/l*l] is er sprake van putverstopping door deeltjes. Bij een membraanfilterindex van 5 [s/l*l] bedraagt de injectiedruktoename (verstopping) ongeveer 1 mwk per jaar. Voor systemen waarbij de stromingsrichting omkeert en waarbij gebruik wordt gemaakt van een spui-inrichting, lijkt een opleverwaarde van 5 [s/l*l] acceptabel. Voor recirculatiesystemen kan bijvoorbeeld een membraanfilterindex < 2 [s/l*l] worden aangehouden.